Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zond [42][hij] boden tot hem, zeggende: [43]Wat heb ik met u te doen, gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen u niet, maar tegen [44]een huis, dat oorlog voert tegen mij; en God heeft gezegd, dat ik mij haasten zou; houd u af [45]van God, Die met mij is, opdat Hij u niet verderve. 42. Te weten, Necho, de koning van Egypte. 43. Hebreeuws, wat is mij, en u? VergelijK 2 Sam.16:10, en de aantekening. 44. Hebreeuws, een huis van mijn oorlog, of krijg; dat is, dat mij den oorlog aandoet, en waar ik oorlog tegen heb; hij verstaat de Assyriers, die Karchemis ingenomen hadden, waarover hun koning zich beroemt; Jes.10:9. Zie 2 Kon.23:29. Vergelijk ook 2 Sam.8:10, de 23e aantekening. 45. Dat is, van tegen hem te komen en zijn voornemen, dat Hij door mij begeert uit te voeren, te willen verhinderen.